Door de vergrijzing en toenemende levensverwachting moeten mensen langer doorwerken. Daarom is de AOW-leeftijd in de afgelopen jaren al geleidelijk verhoogd. Ook in de komende jaren zal de AOW-leeftijd geleidelijk blijven stijgen. Het kabinet en de sociale partners hebben afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat werkenden in Nederland in goede gezondheid hun AOW-leeftijd kunnen halen. Afspraken over deze zogenoemde duurzame inzetbaarheid bevatten zowel overgangsmaatregelen op korte termijn als structurele maatregelen voor de langere termijn.
In het principeakkoord tussen het kabinet en de sociale partners zijn de volgende afspraken vastgelegd over de duurzame inzetbaarheid van werknemers.
Temporisering van de stijging van de AOW-leeftijd. Als gevolg hiervan zal de AOW-leeftijd minder hard stijgen en komt deze pas in 2024 op 67 jaar uit. In het blog Blogreeks pensioenakkoord: temporisering van de AOW-leeftijd gaat mijn collega Wiecher van Lingen uitvoerig op deze voorgenomen maatregel in.
Op dit moment is het zo dat als een werkgever en werknemer afspraken maken over stoppen met werken voor de AOW-leeftijd en werkgever in dat kader een vergoeding aan de werknemer betaalt, er een aanzienlijk risico bestaat dat de werkgever over deze vergoeding een RVU-heffing van 52% moet betalen. Deze heffing komt bovenop de gebruikelijke loonheffingen.
In het pensioenakkoord is afgesproken dat er een gedeeltelijke vrijstelling van deze RVU-heffing komt. Kort gezegd houdt deze in dat het kabinet een (bruto) uitkeringsbedrag van ongeveer 19.000 euro per volledig jaar zal vrijstellen van de RVU-heffing. Voorwaarde is dat de vervroegde uittreding binnen de laatste drie jaar voor AOW-leeftijd plaats vindt. Beoogd is dat de regeling vanaf 2021 gaat gelden en een looptijd heeft van vijf jaar.
Het kabinet stelt vanaf 2021 gedurende vier jaar een budget van 200 miljoen euro per jaar beschikbaar voor het faciliteren van langer doorwerken. Sociale partners kunnen hier op cao-niveau afspraken over maken. Daarvoor zijn verschillende instrumenten beschikbaar zoals bijvoorbeeld het investeren in om- en bijscholing, loopbaanbegeleiding, deeltijdpensionering, en generatiepactregelingen. Sociale partners kunnen in gezamenlijk overleg aanvragen indienen die onder meer zien het op het duurzaam inzetbaar houden van werknemers en het faciliteren van langer doorwerken.
Daarnaast zijn er de volgende afspraken gemaakt voor de lange termijn.
De maatregelen ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid van werkenden kunnen worden aangeduid als “begeleidende” maatregelen. Deze maatregelen spelen een belangrijke rol náást de hervorming van het pensioenstelsel. De voorgestelde maatregelen over duurzame inzetbaarheid moeten (grotendeels) nog nader worden uitgewerkt (geconcretiseerd) en onderzocht. De huidige afspraken bieden echter wel een gezonde basis om ervoor te zorgen dat werkenden hun pensioen halen.
Bijkomende gedachte hierbij is dat men in het nieuwe systeem in het begin van de carrière meer pensioen opbouwt dan nu, en aan het einde van de carrière minder. Hierdoor zullen mensen die op jonge leeftijd de arbeidsmarkt betreden, relatief meer pensioen gaan opbouwen. Specifiek voor mensen die relatief vroeg beginnen met werken kan dit extra ruimte geven om eerder te stoppen met werken.
Naast de maatregelen over het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werkenden bevat het principeakkoord nog verschillende andere onderwerpen, zoals ZZP-pensioen en doorsneesystematiek. Deze en andere onderwerpen worden door ons pensioenteam in verschillende blogs besproken. Houd daarvoor onze website over het nieuwe pensioenstelsel in de gaten.
Bron: Kamerbrief principeakkoord vernieuwing pensioenstelsel