Home Kennis Ontslag op staande voet: strekt de ambtelijke integriteit zich uit tot WhatsApp-gesprekken?

Ontslag op staande voet: strekt de ambtelijke integriteit zich uit tot WhatsApp-gesprekken?

9 februari 2021
Claire Huijts

De rechtbank Limburg oordeelde op 2 december 2020 dat het ontslag op staande voet van drie buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) geen stand kan houden. De gemeente Sittard-Geleen had de boa’s op staande voet ontslagen omdat zij zich in een WhatsApp-groep op onbehoorlijke wijze hadden uitgelaten over collega’s en leidinggevenden. De kantonrechter achtte deze integriteitsschending niet ernstig genoeg om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen.

Wat was er gebeurd?

De drie boa’s namen (met twee andere collega’s) sinds juni 2020 deel aan een WhatsApp-groep. De WhatsApp-groep werd voornamelijk gebruikt voor het maken van privé-afspraken. Daarnaast werd er regelmatig op onbehoorlijke wijze kritiek geuit op collega’s, leidinggevenden en de gemeentesecretaris. Zo vergeleek één van de boa’s zijn collega’s met ‘vuile smerige honden’ en duidde een andere boa zijn collega aan als ‘zwijn’ en suggereerde hij dat het een idee is voor bepaalde collega’s om mee te doen aan een zelfmoordspel.

Eén van de deelnemers aan de WhatsApp-groep deed hiervan melding bij de gemeente en verstrekte het integrale WhatsApp-gesprek. De gemeente ontsloeg de drie boa’s vervolgens op staande voet. De boa’s zouden door deelname aan en uitlatingen in de WhatsApp-groep niet integer hebben gehandeld, mede gelet op de functie als boa. Ook werd de boa’s verweten dat zij de collega’s niet hadden aangesproken op de onbehoorlijke uitlatingen, geen melding maakten bij hogere leiding, nalieten de kritiek op de organisatie op de voorgeschreven wijze te melden, zich schuldig hadden gemaakt aan aanstootgevend en opruiend gedrag en gelogen hadden over het verwijderen van de WhatsApp-groep. Twee van de boa’s werd daarnaast ook verweten nog contact te hebben gehad met collega’s na ontvangst van de schorsingsbrief en dat zij hun bijdrage aan de WhatsApp-groep kleiner zouden hebben voorgesteld dan het geval was. Volgens de gemeente vormden deze gedragingen zowel gezamenlijk als afzonderlijk een dringende reden voor ontslag. De boa’s verzochten de kantonrechter hun ontslag op staande voet te vernietigen.

Oordeel: ontslag op staande voet is disproportioneel

De kantonrechter is van oordeel dat de boa’s zich niet op een dergelijke manier hadden moeten uiten, gelet op de strenge integriteitseisen die voor hen als ambtenaar en zeker als boa gelden. De kantonrechter onderscheidt echter een aantal omstandigheden die maken dat het ontslag op staande voet toch geen stand kan houden.

Allereerst, zo is ook door de gemeente erkend, kunnen de omstandigheden waaronder de boa’s moeten werken lastig zijn. Juist in de huidige coronacrisis komen er steeds meer taken en verantwoordelijkheden bij de boa’s te liggen. Bovendien ging het om een besloten WhatsApp-groep waarin de uitlatingen waren gedaan en waren de deelnemers aan die groep niet alleen collega’s maar ook vrienden. De boa’s waren zich niet of nauwelijks bewust van het feit dat dit soort gesprekken blijvend wordt vastgelegd en dat ambtelijke integriteit zich in principe ook uitstrekt tot dit soort intieme gesprekken. Volgens de kantonrechter bleek de WhatsApp-groep een uitlaatklep voor frustraties over aspecten van het werk, maar overigens ook voor afspraken over vakanties, etentjes en relaties.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat de gedragingen niet dermate ernstig zijn dat deze de ontslagen op staande voet, de meest verstrekkende arbeidsrechtelijke sanctie, rechtvaardigen. Daarbij overweegt de kantonrechter onder meer dat de boa’s een goede staat van dienst hebben. De uitlatingen in de WhatsApp-groep waren als zodanig strijdig met de voor de boa’s geldende integriteitseisen, maar niet is in te zien dat de boa’s niet gecorrigeerd kunnen worden in dit gedrag. Gelet op de gevolgen van het ontslag op staande voet voor de drie boa’s, is de kantonrechter van oordeel dat hun ontslag buitenproportioneel is. Daarbij betrekt de kantonrechter dat het lastig zal zijn voor de boa’s om weer aan het werk te komen, nu de kwestie in de regionale pers is gekomen en heeft geleid tot imagoschade. Ook de verzoeken van de gemeente tot ontbinding wegens wanprestatie, disfunctioneren en een verstoorde arbeidsverhouding worden door de kantonrechter afgewezen.

Integriteit van ambtenaren

Aan de ontslagen op staande voet lagen met name de eisen op het gebied van integriteit die aan de functie van boa verbonden zijn ten grondslag. Zoals in eerdere blogs is besproken heeft de wetgever ervoor gekozen na de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren de bijzondere integriteitsnormen voor ambtenaren te behouden. Van een ambtenaar wordt nog steeds intrinsieke integriteit verwacht. Kantonrechters lijken de integriteitsmaatstaf voor ambtenaren echter verschillend toe te passen.

In deze zaak erkent de kantonrechter dat voor ambtenaren, en in het bijzonder boa’s, een hogere integriteitsmaatstaf geldt. Echter, de geconstateerde integriteitsschending is volgens de kantonrechter niet ernstig genoeg om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Ik vraag me af of de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) tot dezelfde conclusie was gekomen. De Raad rekende het ambtenaren vaak zwaar aan als zij zich negatief uitlieten over collega’s of leidinggevenden. Dit was volgens de Raad schadelijk voor het aanzien van de ambtelijke organisatie en ondermijnend voor de positie van collega’s/leidinggevenden. Zo oordeelde de Raad in het geval van  een politieagent die zich bij jongere collega’s herhaaldelijk negatief over de organisatie en zijn leidinggevenden had uitgelaten, dat een strafontslag niet onevenredig was (CRvB 27 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3023).

Tot slot

Anders dan de Raad is de kantonrechter niet gevoelig voor het argument dat de negatieve uitlatingen schadelijk zijn voor het aanzien van de gemeente en/of ondermijnend zijn voor de positie van de leidinggevenden of de gemeentesecretaris. Mocht de gemeente Sittard-Geleen hoger beroep instellen, dan ben ik zeer benieuwd of het Hof op een vergelijkbare manier tegen deze kwestie aankijkt.

Bronnen:

Rb. Limburg 2 december 2020, ECLI:NL:RBLIM:2020:9573, ECLI:NL:RBLIM:2020:9474, ECLI:NL:RBLIM:2020:9475