De aanpak van ondermijning is niet langer beperkt tot branches – coffeeshops, seksinrichtingen en horeca – waar als eerste aan wordt gedacht als risicovol voor ondermijning. De aanpak richt zich ook op criminele activiteiten die vanuit bedrijfsruimtes of woningen worden ontplooid, op gebieden die in het bijzonder gevoelig zijn voor ondermijning en op vergunningvrije bedrijfsactiviteiten.
Irene van der Heijden, Marianne Hirsch Ballin en Jannetje Bootsma zijn in de workshop Ondermijning nader ingegaan op de mogelijkheden om ondermijning tegen te gaan. De meeste bevoegdheden worden in de praktijk al toegepast (denk aan artikel 13b Opiumwet). Er zijn echter ook mogelijkheden die in de praktijk meer te bieden hebben (de Wet Bibob), of nog niet veel worden toegepast. Voordat deze mogelijkheden met de deelnemers van de workshop verder werden verkend, stonden wij nog kort stil bij een ander terrein waar de bestuurlijke bevoegdheden aan belang hebben gewonnen. Sinds 1 maart 2017 is de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding in werking getreden, die voorziet in bestuurlijke bevoegdheden ter preventie van terrorisme. Het gaat onder meer om de oplegging van een gebiedsverbod of meldplicht en de mogelijkheid tot het weigeren of intrekken van een vergunning of subsidie bij ernstig gevaar dat de vergunning mede wordt gebruikt voor terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. Op de dag van het Inzichtcongres oordeelde de rechtbank Den Haag dat aan een Haagse Iman op grond van deze wet terecht een gebiedsverbod was opgelegd.
Hieronder geven wij een kort inzicht van de tijdens de workshop besproken bevoegdheden en andere maatregelen om ondermijning tegen te gaan.
Worden in een bedrijfsruimte verdovende middelen aangetroffen, dan kan een bedrijfsruimte of woning worden gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet. Ook wanneer verdovende middelen worden aangetroffen in een bestelbus die in voldoende relatie staat met de personen die de bedrijfsruimte exploiteren, kan de bedrijfsruimte door de burgemeester worden gesloten. De burgemeester moet daarbij wel voldoende aannemelijk maken dat er een verband bestaat tussen de bestelauto en het betreffende pand.
Wanneer geen verdovende middelen in een pand worden aangetroffen, dan kunnen overlast gevende bedrijfsruimtes of woningen ook op andere gronden worden gesloten. Artikel 17 Woningwet geeft de burgemeester de mogelijkheid een woning te sluiten bij brandgevaar, bijvoorbeeld vanwege hennepteelt. Kan slechts worden vastgestelde dat sprake is van woonoverlast? Dan biedt artikel 151d Gemeentewet een grondslag voor de bevoegdheid om een gedragsaanwijzing te geven of een huisverbod op te leggen. Bij een acute verstoring van de openbare orde (of ernstige vrees daarvoor), of als sprake is van ernstige woonoverlast in de openbare ruimte, kan de burgemeester wellicht op grond van artikel 174a Gemeentewet een woning of bedrijfsruimte sluiten. Voor niet acute (dreiging voor) overlast vanuit bedrijfsruimtes kan een sluitingsbevoegdheid in de APV worden opgenomen en toegepast, zoals artikel 2:35 van de APV Rotterdam, in samenhang bezien met artikel 174 lid 3 Gemeentewet. De Afdeling heeft op 15 november 2017 geoordeeld dat de burgemeester van Rotterdam een bedrijfsruimte op grond van dat APV-artikel mocht sluiten, omdat in de betreffende bedrijfsruimte sprake was van ‘underground banking’ en dit terecht een ernstige vrees voor een gewelddadige beroving met zich bracht.
Behalve bevoegdheden tot het sluiten van bedrijfsruimtes nadat is vastgesteld dat sprake is van criminele activiteiten in die ruimtes, zijn er ook wettelijke mogelijkheden voor een meer proactieve aanpak van ondermijning. Daarbij kan in de eerste plaats worden gedacht aan de Wet Bibob. Die wet wordt in de praktijk al veelvuldig toegepast, voornamelijk bij verschillende soorten vergunningverleningen (denk aan: horecaexploitanten, coffeeshophouders en prostitutie), maar biedt ook mogelijkheden voor bredere toepassing.
In de praktijk kunnen overheden de Wet Bibob bij méér ondermijningsgevoelige besluiten en handelingen betrekken dan nu wordt gedaan. Op grond van Hoofdstuk 2 van de Wet Bibob kunnen overheden een Bibobadvies bijvoorbeeld vereisen bij:
Is de uitkomst van een Bibobadvies negatief, dan kan dat aanleiding zijn van het voorgenomen besluit of de aanstaande overeenkomst af te zien. Daarmee wordt ondermijning voorkomen. Wij nemen graag de mogelijkheden op grond van de Wet Bibob met u door.
Als ondermijning en overlast niet valt terug te voeren op een bedrijfsruimte of een woning, maar samenhangt met een gebied in de gemeente of met een incident, dan ligt toepassing van andersoortige bevoegdheden voor de hand. Daarbij kan worden gedacht aan het aanwijzen van een risicogebied (artikel 174b Gemeentewet) en het (daarmee samenhangend) aanbrengen van cameratoezicht. In een uiterst geval kan de burgemeester met een Noodverordening (artikel 176 Gemeentewet) of Noodbevel (artikel 172 lid 3 Gemeentewet) de orde in een gebied herstellen.
Voor de aanpak van ondermijning en overlast introduceerden enkele gemeenten een vergunningplicht in de APV voor aangewezen gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten. Als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat, kan de burgemeester in zo’n situatie gebouwen (in bijvoorbeeld overlast gevende straten en wijken) of bepaalde bedrijfsmatige activiteiten aan een toetsing vooraf onderwerpen. Daarbij kan ook de Wet Bibob worden ingezet. Tot slot kunnen in bepaalde gevallen ook civielrechtelijke mogelijkheden – veelal bevoegdheden van het OM – bij de aanpak van ondermijning en overlast een rol spelen, zoals het ontslag van bestuurders of het inwinnen van inlichtingen bij een stichtingsbestuur.
De tijd was te kort om al deze mogelijkheden volledig door te nemen. De workshop is dan ook afgesloten met het aanbod dat iedereen die een keer over deze onderwerpen van gedachten wil wisselen, ons kan bellen. Onze helpdesk openbare orde en ondermijning is daarvoor beschikbaar.