Home Kennis Blogreeks definitief Klimaatakkoord: Verduurzaming van de utiliteitsbouw vergt ook meer duurzame warmte

Blogreeks definitief Klimaatakkoord: Verduurzaming van de utiliteitsbouw vergt ook meer duurzame warmte

11 juli 2019

Om de CO2-doelstelling voor 2030 te halen, is een additionele reductieopgave van 1 Mton CO2 nodig in de bestaande utiliteitsbouw. De utiliteitsbouw zal daarvoor verdergaand verduurzaamd moeten worden. Het treffen van vergaande maatregelen om die verduurzaming te bereiken is echter geen gemakkelijke opgave en bovendien is maatwerk vereist. Daarnaast zal een verduurzaming van 1,5 miljoen woningen en vele utiliteitsgebouwen een flinke opschaling van het aanbod van duurzame warmte vergen. Hoe wordt die opschaling in het Klimaatakkoord geborgd?

Verduurzaming utiliteitsbouw

De reductieopgave voor de utiliteitsbouw moet worden vertaald in een concreet streefdoel voor bestaande utiliteitsbouw en een wettelijke eindnorm wat zal moeten leiden tot CO2-arme utiliteitsbouw in 2050. Om het streefdoel van 1 Mton CO2-reductie op een kostenefficiënte manier te behalen, zal ingezet worden op relatief goedkope maatregelen zoals het inregelen van installaties, het zoveel mogelijk benutten van warmteterugwinning en het op natuurlijke momenten investeren in de gebouwschil.

Voor het bepalen van het streefdoel voor 2030 en de eindnorm voor 2050 zijn het werkelijke energieverbruik van verschillende gebouw- en gebruiksfuncties, de haalbaarheid en kosteneffectiviteit van maatregelen, vergaande energiebesparing en aansluiting bij de wijkgerichte aanpak belangrijke uitgangspunten, evenals de mate waarin maatregelen no-regret zijn.

Grote gebouweigenaren zullen via vierjaarlijkse routekaarten op portefeuilleniveau, duurzame meerjaren onderhoudsplanningen en/of meerjarige vastgoed verduurzamingsplannen in beeld brengen welke maatregelen zij al hebben getroffen en hoe zij toewerken naar het streefdoel voor 2030 en een CO2-arme vastgoedportefeuille in 2050. De verplichting om maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder te treffen, blijft bestaan, inclusief een vierjaarlijkse informatieplicht.

Twaalf sectoren in het maatschappelijk vastgoed stellen een sectorale routekaart op met betrekking tot het CO2-arm maken van hun vastgoed: Rijksvastgoedbedrijf, VNG, IPO, Politie, PO en VO, MBO, HBO en WO, zorg- en sportvastgoed en monumenten. Doel van de sectorale routekaarten maatschappelijk vastgoed is een concrete bijdrage te leveren aan 50% CO2-reductie in 2030 en CO2-arm maatschappelijk vastgoed in 2050.

Meer duurzame warmte

Om de verduurzaming van onder andere de utiliteitsbouw op te schalen is er een forse uitbreiding noodzakelijk van het aanbod van duurzame warmte en duurzame gassen.

Hoewel er een enorm potentieel aanbod van 100 PJ aan duurzame warmte en duurzame gassen is, vergt het echter een flinke opgave omdat potentiele aanbod daadwerkelijk te realiseren. Voor die realisatie zullen innovatie en kostenreductie van (nieuwe) technieken, implementatie, draagvlak en voldoende financiële middelen nodig zijn. Commerciële bedrijven, publieke bedrijven en (mede) overheden zullen moeten samenwerken en commitment moeten tonen om het potentiële aanbod te realiseren.

Om de vraag en het aanbod van duurzame warmte en duurzaam gas in kaart te brengen zullen de regio’s bij het opstellen van hun Regionale Energie strategie (RES) een analyse maken van de vraag en het aanbod. Daarenboven hebben partijen in het Klimaatakkoord afgesproken dat warmtebedrijven een groei in stadswarmte zullen realiseren van circa 80.000 woningequivalenten per jaar in 2025 tot en met 2030, wat zal moeten resulteren in een warmtevraag van 40 PJ in 2030.

Voor het realiseren van meer duurzame warmte schetst het Klimaatakkoord nog een aantal randvoorwaarden. De Rijksoverheid zal bijvoorbeeld onderzoeken onder welke voorwaarden restwarmte als duurzaam gewaardeerd kan worden in de regelgeving (BENG en CO2-reductierapportage). Indien woningcorporaties, woningeigenaren en gemeenten betere isolatie en warmte-afgifte kunnen realiseren in gebouwen dan schept dat de mogelijkheid voor warmtebedrijven om de temperatuur van de warmtenetten te verlagen. Bovendien zullen de Rijksoverheid en de sector onderzoeken of de energiebelasting zodanig kan worden gewijzigd dat de warmtebedrijven geen nadeel ondervinden van het toevoegen van duurzame bronnen aan warmtenetten. Ook zullen woningcorporaties en lokale overheden zich actief inzetten om de warmtevraag effectief te bundelen ten behoeve van de ontwikkeling van duurzame warmtebronnen en -netten.

Voor het vergroten van het aandeel duurzame gassen heeft de groen gas sector de ambitie om 70 PJ aan groen gas te realiseren in 2030, hetgeen een CO2-reductie betekent van 3,6 Mton. Voorts streeft de groen gas sector naar een CO2-reductie door CCS (CO2-opslag) en CCU (CO2-hergebruik) van 1 tot 2 Mton. Partijen hebben afgesproken dat onderzocht zal worden hoe groen gas via de SDE+ gestimuleerd kan worden. Netbeheerders zullen de invoeding van groen gas op het net op een efficiënte manier faciliteren.

Om het aandeel van duurzame warmte en duurzame gassen te vergroten zal de Rijksoverheid zorgen voor een robuust duurzaamheidskader voor biomassa en zullen overheden zich in zetten voor efficiëntere vergunningverleningstrajecten zodat de ontwikkeltijd van projecten zal worden verkort.

Uit het Klimaatakkoord volgt tenslotte dat met het verduurzamen van de warmtebronnen en de groei van warmtenetten nog een verdere CO2-reductie van circa 1 Mton gerealiseerd kan worden. Om de CO2-reductie te realiseren zal de warmtesector de inzet van duurzame warmtebronnen, zoals geothermie, aquathermie, restwarmte, zonnewarmte, biomassa, power to heat en duurzame gassen, moeten vergroten. De Rijksoverheid zal SDE+ middelen beschikbaar stellen zodat er tijdig duurzame warmtebronnen operationeel kunnen worden. Ook zal de Rijksoverheid samen met de sectoren de SDE+ verder gaan verbreden, zodat op een kosteneffectieve manier een emissiereductie van 49% kan worden bereikt in 2030.

Raadpleeg hier het definitieve Klimaatakkoord, hoofdstuk C1.

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail