Home Kennis Blogreeks definitief Klimaatakkoord: wat zijn de doelstellingen?

Blogreeks definitief Klimaatakkoord: wat zijn de doelstellingen?

2 juli 2019
Edward Brans
en
Marije van Mannekes

Sinds februari 2018 werkten meer dan 100 partijen aan een samenhangend pakket aan voorstellen die ertoe moeten leiden dat Nederlandse broeikasgasemissies de komende jaren aanzienlijk verminderen. De gesprekken hierover vonden plaats aan 5 sectortafels: gebouwde omgeving, mobiliteit, industrie, landbouw en landgebruik en elektriciteit. Het kabinet gaat ervan uit dat Nederland de klimaatdoelen met de maatregelen uit het definitieve Klimaatakkoord, zoals vrijdag 28 juni jl. gepresenteerd, gaat halen. Over welke doelstellingen spreken we dan en hoe worden deze geborgd? In deze eerste blog over het definitief Klimaatakkoord gaan wij in op deze doelstellingen.

Doelstellingen in nationaal en Europees verband

Het kabinet heeft deelnemers aan het Klimaatakkoord gevraagd te komen met voorstellen voor maatregelen die ertoe leiden dat Nederland in 2030 een CO2-reductie realiseert van 49% ten opzichte van het jaar 1990, het Kyoto-basisjaar. Dit is de centrale doelstelling van het Klimaatakkoord. Omdat klimaatverandering zich niet aan landsgrenzen houdt en klimaatbeleid bij uitstek een terrein is voor een Europese aanpak, pleit het kabinet voor een verhoging van de Europese broeikasreductiedoelstelling voor 2030 van tenminste 40% naar 55% (ten opzichte van 1990). Het is daarom denkbaar dat Nederland in 2030 verdergaand moet reduceren en niet 49% zou moeten zien te bereiken, maar meer. Een en ander is afhankelijk van een Europees besluit over verhoging van de Europese doelstelling voor 2030. Dat besluit wordt in 2020 verwacht, waarbij nog moet worden opgemerkt dat de vraag wat een aanscherping van de EU-doelstelling voor 2030 betekent voor Nederland niet op voorhand te geven is. Dat hangt onder meer af van de vraag wat de aanscherping betekent voor de op EU-niveau te bepalen niet-ETS en ETS-doelen.

Uit het Klimaatakkoord volgt dat het kabinet er rekening mee houdt dat het niet mogelijk blijkt de EU-doelstelling voor 2030 aan te scherpen. In het akkoord wordt opgemerkt, zoals ook volgt uit diverse kamerbrieven, dat Nederland er dan naar streeft om in elk geval met gelijkgestemde Noordwest-Europese landen tot ambitieuzere afspraken te komen.

Hoewel het gezien het voorgaande nog niet zeker is of de Nederlandse doelstelling voor 2030 gaat worden aangescherpt zijn de sectortafels al wel verzocht te inventariseren welke aanvullende maatregelen zouden kunnen worden genomen. De in het Klimaatakkoord neergelegde maatregelen zijn echter gericht op de realisatie van 49% reductie in 2030. Eventuele aanvullende maatregelen maken daarvan dus geen deel uit.

Borging van de doelen met de Klimaatwet

Om na te kunnen gaan of de reductiedoelstelling voor 2030 kan worden gerealiseerd zal er jaarlijks een Klimaat- en energieverkenning (KEV) worden opgesteld. Hierin wordt gerapporteerd over de verwachte broeikasgasreductie in 2030, op basis van de stand van zaken rond de klimaat- en energiehuishouding in Nederland en te verwachten toekomstige ontwikkelingen. In de KEV zal ook inzichtelijk worden gemaakt in welke mate mee- en tegenvallers in het doelbereik van het klimaatakkoord – 49% reductie in 2030 – zijn toe te schrijven aan factoren als een hogere of lagere economische groei of door internationaal en nationaal beleid. Al deze informatie wordt gebruikt voor de eventuele herijking van de resterende opgave(n) tot 2030 en daarmee de heroverweging van de inzet van maatregelen en instrumenten. Die herijking vindt iedere 5 jaar plaats en sluit daarmee aan bij de plan- en actualiseringscyclus uit de Klimaatwet, die op 28 mei 2019 is aangenomen door de Eerste Kamer (zie ons eerdere blog), dat weer aansluit bij die uit het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015.

Het Klimaatakkoord richt zich primair op nationaal reductiebeleid en sluit ook op dit punt aan bij de Klimaatwet. Om te kunnen beoordelen of de reductiedoelstelling uit het Klimaatakkoord binnen bereik is en blijft vindt er een monitoring plaats, waarbij wordt uitgegaan van de in VN-verband (IPCC) afgesproken systematiek voor monitoring en rapportage van broeikasgasemissies. Die systematiek monitort emissies waar deze plaatsvinden.

Het doel om broeikasgassen te reduceren met 49% in 2030 is verankerd in de Klimaatwet. De Klimaatwet vormt een belangrijk instrument waarmee de doelen uit het Klimaatakkoord worden geborgd. Allereerst omdat de inhoud van het Klimaatakkoord de belangrijkste input zal zijn voor het onder de Klimaatwet op te stellen eerste Klimaatplan. In dit Klimaatplan legt het Rijk het klimaatbeleid voor de periode van tien jaar in hoofdlijnen vast. Het Klimaatplan verschijnt voor het eerst in 2019, kan worden bijgesteld in 2021, en wordt tenminste eens in de vijf jaren opnieuw vastgesteld. Deze vijfjaarlijkse herijking zal sectoroverstijgend plaatsvinden. Er wordt dus niet gekeken naar de opgaven van de afzonderlijke sectortafels. Worden de doelstellingen niet gehaald, dan zal het kabinet in de Klimaatnota inzichtelijk maken wat nodig is om de doelstellingen uit het klimaatplan alsnog te behalen en met welke (aanvullende) maatregelen en instrumenten. De eerdergenoemde jaarlijkse KEV zal hier uiteraard van belang zijn voor de beoordeling van het voorgaande.

Doelstellingen 2030 en 2050

Het Klimaatakkoord richt zich primair op de periode tot 2030, maar uit de tekst ervan volgt dat al wordt gekeken naar de periode daarna; de periode tot 2050. Dan zou Nederland een reductie moeten realiseren van 95%, zo volgt ook uit de Klimaatwet.

Raadpleeg hier het definitieve Klimaatakkoord, hoofdstuk A en B.