Home Kennis OESO due dilligence. De sleutel tot het beteugelen van door multinationale ondernemingen veroorzaakte negatieve klimaateffecten?

OESO due dilligence. De sleutel tot het beteugelen van door multinationale ondernemingen veroorzaakte negatieve klimaateffecten?

26 januari 2021
Martijn Scheltema

Onlangs besteedden wij op dit blog al aandacht aan het recent verschenen boek “2030: het juridisch instrumentarium voor mitigatie van klimaatverandering, energietransitie en adaptatie in Nederland”. In dit boek, gepubliceerd door de Vereniging voor Milieurecht, inventariseren verscheidene juristen of het huidige Nederlandse juridische instrumentarium afdoende is om de ambitieuze klimaatdoelstellingen voor 2030 te verwezenlijken. In hoofdstuk 6 van dit boek buigt Martijn Scheltema (advocaat bij Pels Rijcken) zich over de rol die de in de OESO-richtlijnen opgenomen due dilligence-verplichting voor multinationale ondernemingen zou kunnen spelen op het gebied van klimaat. Is OESO due dilligence en klimaat een goede en praktisch hanteerbare combinatie? In dit blog nemen wij u mee in de rol van (grotere) bedrijven bij klimaatverandering en bespreken wij de belangrijkste bevindingen uit het hoofdstuk.

OESO due dilligence

De OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) heeft in 1972 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen opgesteld. In 2011 zijn deze, overigens niet-bindende, richtlijnen gewijzigd en gemoderniseerd, en inmiddels door 48 landen (waaronder bijna alle EU-lidstaten) onderschreven. Deze OESO-richtlijnen functioneren als een richtsnoer op het gebied van verantwoord ondernemen en bevatten een ‘verplichting’ voor multinationale ondernemingen om een doorlopend algemeen due dilligence-proces te implementeren. Deze OESO-due diligence ziet op het doorlopend identificeren, adresseren en rapporteren van (milieu)risico’s die de bedrijfsvoering van een bedrijf in brede zin veroorzaakt voor derden.

In dit due dilligence-proces vanuit de OESO dienen ondernemingen een zestal stappen te doorlopen, waarbij zij allereerst een beleid opstellen hoe het due dilligence-proces vorm te geven. Daarna volgt onderzoek naar de (potentiële) risico’s die op het terrein van verantwoord ondernemen aan hun activiteiten verbonden zijn. Hierbij dienen zij niet alleen te kijken naar hun eigen activiteiten, maar ook naar de activiteiten van onder andere betrokken toeleveringsketens en zakenrelaties. Bijvoorbeeld waar het gaat om de voor producten gebruikte grondstoffen. Nu zo de totale waardeketen van ondernemingen wordt benaderd, biedt due diligence een duidelijk voordeel ten opzichte van het in wetgeving opnemen van uitstootreductieverplichtingen voor bedrijven. Ondernemingen worden vervolgens geacht de concrete risico’s en daadwerkelijke ongunstige maatschappelijke effecten die zijn verbonden aan hun activiteiten te identificeren en daarbij te beoordelen hoe de onderneming bij deze negatieve effecten is betrokken. Daarna zijn de ondernemingen gehouden om maatregelen te nemen die ongunstige effecten kunnen voorkomen, beëindigen of verzachten. Uiteraard staat het voorkomen van negatieve effecten voorop. Pas als negatieve effecten niet voorkomen kunnen worden, kan gedacht worden aan maatregelen die deze verzachten zoals het doen van technische investeringen die gevolgen van milieu-impact mitigeren. En wanneer de onderneming het negatieve effect niet zelf veroorzaakt of daaraan bijdraagt, kan de onderneming de invloed die zij heeft gebruiken om haar zakenrelaties op het gebied van milieu beter te laten presteren. Tot slot vloeit uit de OESO due dilligence-richtlijn voort dat de effectiviteit van de genomen maatregelen periodiek wordt geëvalueerd en een rapport inzicht geeft in het beleid dat op het gebied van verantwoord ondernemen wordt gevoerd. Uiteindelijk is van belang dat een onderneming die een negatief effect veroorzaakt of daaraan bijdraagt een geschikte vorm van herstel biedt.

Hoewel de richtlijnen als zodanig niet bindend zijn, wordt in steeds meer wettelijke regelingen een verplichting opgenomen om dergelijke due diligence uit te voeren en de verwachting is dat dit in heel Europa binnen enkele jaren het geval zal zijn.

Ook voor klimaat?

De vraag is of de OESO due dilligence ook ziet op de door bedrijven te nemen klimaatmaatregelen. Over het algemeen wordt deze vraag bevestigend beantwoord. In de praktijk wordt door de meeste ondernemingen aangenomen dat de OESO due dilligence óók ziet op klimaat, al hebben zij daarvoor nog geen specifieke benadering. Bovendien wordt in diverse lopende rechtszaken op het gebied van klimaat bepleit dat de onderneming in kwestie aan de OESO due dilligence-richtlijnen had moeten voldoen.

Hoe dergelijke due diligence vervolgens kan worden vormgegeven en uitgevoerd is niet eenvoudig. Zo is het een veelgebruikte methode om via contracten eisten te stellen en invloed uit te oefenen. Deze contracten zullen echter met name zien op de directe leveranciers/afnemers en in mindere mate op de verdere keten waar de negatieve effecten zich voordoen, of daar in elk geval niet worden gemonitord of afgedwongen. Daarnaast is de grootste kracht van de OESO-richtlijn, namelijk het meenemen van de gehele (internationale) waardeketen van een onderneming, meteen ook het grootste obstakel: het is immers lastig om een gehele waardeketen te controleren. Het is bovendien de vraag hoe ver waardeketens zich uitstrekken. Verder zal ook het bieden van herstel in de vorm van schadevergoeding wegens klimaateffecten veelal lastig zijn, nu het aantonen dat een bedrijf heeft bijgedragen aan klimaatverandering elders in de wereld in het algemeen niet mogelijk zal zijn of schade zich mogelijk pas ver in de toekomst zou kunnen manifesteren. OESO-due diligence lijkt in verband met klimaat dan ook vooral te zien op de preventieve kant ervan, te weten het voorkomen dat emissies plaatsvinden of in ieder geval het beperken ervan.

Multi-stakeholder-benadering

De genoemde uitdagingen doen de vraag rijzen of OESO due diligence effectief is in het beteugelen van negatieve klimaateffecten van activiteiten van ondernemingen. Zaak is OESO due dilligence in elk geval vorm te geven door middel van een internationale samenwerking tussen bedrijven, overheden en NGO’s. Hierbij is ook verticale samenwerking (bijvoorbeeld tussen banken en bedrijven) en deelname van overheden nuttig. Op die manier kunnen gezamenlijke best practices worden ontwikkeld en kan er worden gewerkt aan het creëren van een beter level playing field. Om in deze multi-stakeholder aanpak due dilligence op het gebied van klimaat (beter) te kunnen implementeren in de gehele waardeketen van een onderneming, is de eerste stap het ontwikkelen van een gedeelde en breed geaccepteerde methodologie om klimaateffecten in waardeketens te meten. Pas als een dergelijke methodologie is ontwikkeld, kunnen op zinvolle(re) wijze klimaatrisico’s in kaart worden gebracht en geadresseerd.

Is OESO due dilligence en klimaat dan een goede en praktisch hanteerbare combinatie? Er zijn nog aanzienlijke stappen te nemen, maar het implementeren van OESO due dilligence-richtlijnen en verplichtingen op het gebied van klimaatrisico’s en -maatregelen heeft absoluut potentie.

In dit blog las u een samenvatting van het door Martijn Scheltema geschreven hoofdstuk ‘OESO due dilligence en klimaat: een goede en praktisch hanteerbare combinatie?’ uit de recent verschenen bundel ‘2030: Het juridische instrumentarium voor mitigatie van klimaatverandering, energietransitie en adaptatie in Nederland’. De bijdrage is opvraagbaar bij de auteur van dit blog.