Home Kennis Eerst waarschuwen niet per definitie in strijd met beginselplicht tot handhaving

Eerst waarschuwen niet per definitie in strijd met beginselplicht tot handhaving

19 juli 2019
Katrien Winterink

Een handhavingsverzoek kan worden afgewezen indien de handhaving tegen het gemeentelijk handhavingsbeleid in zou gaan. In haar uitspraak van 10 juli 2019 maakt Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) nog eens duidelijk dat het afgeven van een waarschuwing alvorens tot handhaving over te gaan niet per definitie strijd oplevert met de beginselplicht tot handhaving. Verder verscherpt de Afdeling de invulling van artikel 17.1 van de Wet milieubeheer (Wmb) waar het gaat om een ‘ongewoon voorval’.

Waar ging de zaak over?

De omwonende van een pluimveebedrijf dient bij de gemeente Twenterand een klacht in vanwege stofoverlast afkomstig van het naastgelegen pluimveebedrijf. Na een bezoek aan dit bedrijf constateert de toezichthouder dat de stofontwikkeling is veroorzaakt door het schoonmaken van de stal met een bladblazer en het feit dat gelijktijdig de ventilatoren in de stal in bedrijf waren. Daarop heeft de toezichthouder de eigenaar van de pluimveehouderij dringend geadviseerd in het vervolg zorgvuldiger te handelen en geen bladblazer meer te gebruiken. De omwonende neemt met deze waarschuwing geen genoegen en benadert de Stichting Leefbaar Buitengebied. De stichting dient vervolgens een handhavingsverzoek in. Het college wijst dit verzoek af. Volgens de stichting onterecht. De eigenaar van de pluimveehouderij zou immers in strijd hebben gehandeld met artikel 17.1 Wet milieubeheer (Wm).

Artikel 17.1 Wm bepaalt dat indien zich in een inrichting een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, degene die de inrichting drijft onmiddellijk de maatregelen dient te treffen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verlangd. Dit om herhaling of de gevolgen van dat voorval te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken.

De schoonmaakactiviteiten met de bladblazer betreffen volgens de stichting zo’n ‘ongewoon vooral’. Daarom had de activiteit op grond van artikel 17.2 moeten worden gemeld aan het college. Het achterwege blijven van deze melding had het college volgens de stichting moeten bewegen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Het college stelt daarentegen dat de schoonmaakactiviteiten niet gezien kunnen worden als een ongewoon vooral, maar als een overtreding van de zorgplicht van artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Ondanks deze overtreding vindt het college afzien van handhaving geoorloofd, omdat het pluimveebedrijf in lijn met het gemeentelijk handhavingsbeleid eerst een waarschuwing dient te krijgen. Deze waarschuwing heeft de inrichting gekregen en daarbij is vermeld dat bij een volgende constatering van de overtreding gehandhaafd zal gaan worden, aldus het college. De stichting acht dit in strijd met de beginselplicht tot handhaving, die er kortweg op neerkomt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, bij overtreding van een wettelijk voorschrift in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken.

Oordeel Afdeling

De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar haar vaste jurisprudentie, dat onder een ongewoon voorval in de zin van artikel 17.1 Wm in ieder geval moet worden verstaan elke gebeurtenis in een inrichting, ongeacht de oorzaak daarvan, die afwijkt van de normale bedrijfsactiviteiten. En daar valt het schoonmaken met de bladblazer terwijl de ventilatoren in werking zijn volgens de Afdeling niet onder. Dit begrip omvat bijvoorbeeld wel storingen in het productieproces en storingen in de voorzieningen als ongelukken en calamiteiten. De Wm is met deze schoonmaakactiviteiten dus niet overtreden.

Verder overweegt de Afdeling dat het college niet tot handhaving verplicht is, indien het redelijk te achten beleid voert en dat beleid bijvoorbeeld inhoudt dat het college de overtreder in bepaalde gevallen eerst waarschuwt voordat het tot handhaving overgaat. Het college dient zich in beginsel aan dit beleid te houden. Dit is in lijn met eerdere jurisprudentie. De omstandigheid dat de eigenaar van de pluimveehouderij vanwege strijdigheid met het Activiteitenbesluit milieubeheer enkel is gewaarschuwd levert dan ook geen grond op voor het oordeel dat het college in strijd met de beginselplicht tot handhaving heeft gehandeld. De stichting heeft bovendien niet aangevoerd dat het beleid niet redelijk is of dat het college het handhavingsbeleid op onjuiste wijze heeft toegepast en tot handhaving vanwege strijd met specifiek het Activiteitenbesluit milieubeheer had moeten overgaan.

Belang voor de praktijk

De Afdeling laat met deze uitspraak wederom zien dat het volgen van gemeentelijk beleid kan betekenen dat een gemeente (aanvankelijk) af ziet van handhaving: één van de uitzonderingen van de beginselplicht tot handhaving. Als het bestuursorgaan redelijk beleid heeft opgesteld waarin staat dat het bestuursorgaan de overtreder in bepaalde gevallen eerst waarschuwt en gelegenheid biedt tot herstel voordat het een handhavingsbesluit voorbereidt, dient het bestuursorgaan zich in beginsel aan dit beleid te houden. Een dergelijke handelswijze levert geen strijd op met de beginselplicht tot handhaving.

Raadpleeg hier de uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2019.