Home Kennis Belanghebbende bij een aanvraag?

Belanghebbende bij een aanvraag?

20 augustus 2018

De aanvrager van een omgevingsvergunning is in beginsel belanghebbende bij die aanvraag, volgens vaste rechtspraak. Dat betekent dat het bestuursorgaan een besluit moet nemen op de aanvraag. Maar hoe zit dat als een aanvraag wordt gedaan voor gronden die de aanvrager niet in eigendom heeft? Neem bijvoorbeeld een huurder van bedrijfsruimte die de bedrijfsruimte wil verbouwen, een houder van het recht van opstal die het daar aanwezige bouwwerk wil veranderen, of zelfs iemand die verzoekt een schuur te mogen bouwen in de tuin van de buren.

Oude lijn in de jurisprudentie

Lange tijd was de lijn in de rechtspraak dat de aanvrager van een omgevingsvergunning als belanghebbende is aan te merken, tenzij aannemelijk is dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt.[1] Het was niet vereist dat een rechtsbetrekking bestaat tussen degene die eigenaar is van de grond en de aanvrager. De aanvrager werd geacht belanghebbende te zijn, zelfs als de eigenaar van de grond had aangegeven niet te willen meewerken aan de totstandkoming van een rechtsverhouding en geen toestemming gaf voor het bouwplan. Idee hierachter was dat niet op voorhand was uitgesloten dat op enig moment toch van de omgevingsvergunning gebruik zou kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld na een civiele procedure. Het bestuursorgaan moest in deze omstandigheden dan ook een besluit nemen op de aanvraag, gelet op artikel 1:2, lid 1, en artikel 1:3, lid 3, Awb.

Nieuwe lijn in de jurisprudentie

Inmiddels heeft de Afdeling deze lijn genuanceerd: er moet nu (slechts) aannemelijk worden gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Als dat gebeurt, kan degene die om een omgevingsvergunning vraagt niet als belanghebbende worden aangemerkt. Het verzoek is dan geen aanvraag en het bestuursorgaan hoeft daar dan ook niet op te beslissen. In haar uitspraak van 15 augustus jl. bevestigt de Afdeling die nieuwe lijn.


Wat was er aan de hand?

In deze zaak was een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van drie balkons aan de achtergevel van een appartementencomplex. De verzoeker van de omgevingsvergunning is geen eigenaar van de appartementen en treedt ook niet namens hen op. De eigenaren hebben zelfs nooit gevraagd om een balkon bij hun appartement te realiseren en hebben daar nooit toestemming voor gegeven. Toch werd de omgevingsvergunning verleend door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag en de rechtbank verklaarden het door de bewoners van de appartementen ingestelde bezwaar en beroep ongegrond,omdat niet aannemelijk was gemaakt dat het bouwplan nooit zou kunnen worden verwezenlijkt. Hiertegen hebben appellanten hoger beroep ingesteld.

De Afdeling volgt de rechtbank niet en oordeelt dat de verzoeker van de omgevingsvergunning geen belanghebbende is. Het verzoek om een omgevingsvergunning is dan ook niet aan te merken als aanvraag in de zin van artikel 1:3, lid 3, Awb. Appellanten hebben een brief overgelegd waaruit blijkt dat zij nooit hebben verzocht om de balkons en daar ook geen toestemming voor hebben gegeven. Bovendien heeft de verzoeker van de omgevingsvergunning geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat hij wél toestemming heeft om de balkons te bouwen. Daarom is de Afdeling van oordeel dat aannemelijk is dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt.

Gevolg

De reactie van het bestuursorgaan op het verzoek van een niet-belanghebbende is geen besluit in de zin van artikel 1:3, lid 1, Awb, maar wordt daarmee wel gelijkgesteld, gelet op artikel 6:2, onder a, Awb. Dat geldt ook voor de schriftelijke afwijzing van een verzoek van een niet-belanghebbende. Veel rechtsbescherming levert dat de verzoeker om de omgevingsvergunning alleen niet op, omdat bezwaar en beroep tegen een besluit alleen openstaat voor belanghebbenden op grond van artikel 7:1 en artikel 8:1 Awb. Als geen sprake is van belanghebbendheid, dan zal een eventueel bezwaar en beroep tegen de weigering de omgevingsvergunning in behandeling te nemen, niet-ontvankelijk worden verklaard.

[1] Zie bijvoorbeeld AbRvS 28 oktober 2009, nr. 200900139, r.o. 2.1.2 en AbRvS 17 juli 2013, nr. 201209590/1/A1, r.o. 3.1.

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail