Home Kennis Flora- en faunawet: nieuwe uitspraak over het werkgelegenheidsbelang als dwingende reden van groot openbaar belang

Flora- en faunawet: nieuwe uitspraak over het werkgelegenheidsbelang als dwingende reden van groot openbaar belang

30 januari 2014

Op 22 januari 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State opnieuw een uitspraak gedaan over de vraag of een werkgelegenheidsbelang als dwingende reden van groot openbaar belang aan een ontheffing van de Flora- en faunawet ten grondslag kan worden gelegd.

Tussenuitspraak Raad van State

In mijn blogbericht van 6 januari jl. wees ik op de tussenuitspraak van de Raad van State van 4 december 2013, zaaknr. 2012011251/1/A3, waarin werd geoordeeld dat het aan een ontheffing ten grondslag gelegde werkgelegenheidsbelang onvoldoende overtuigend was aangetoond. In de uitspraak van 22 januari jl. haalt de ontheffing op grond van een werkgelegenheidsbelang wél de eindstreep en biedt aanknopingspunten voor een deugdelijke motivering van dit belang in een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet.

Aan de orde was een ontheffing, verleend voor meerdere (zwaar) beschermde diersoorten van de in artikel 11 van de Flora- en faunawet neergelegde verbodsbepalingen ten behoeve van de realisatie van het project “Heropening Polderhoofdkanaal” in de gemeenten Opsterland en Smallingerland. Door realisatie van het project moet het Polderhoofdkanaal weer bevaarbaar worden gemaakt. Aan de ontheffing was een dwingende reden van groot openbaar belang als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten ten grondslag gelegd, omdat het project een belangrijke bijdrage levert aan behoud en uitbreiding van de werkgelegenheid in de regio. De rechtbank Leeuwarden oordeelde evenwel dat dit belang afwezig was, aangezien de onderbouwing van het aantal arbeidsplaatsen in de door de gemeente overgelegde rapporten niet overtuigend was. De gemeente en de staatssecretaris van Economische Zaken konden zich niet verenigen met dit oordeel van de rechtbank en gingen in hoger beroep.

Zoals de Raad van State ook in de uitspraak van 4 december 2013 voorop stelde, overweegt zij dat in zijn algemeenheid niet kan worden gezegd dat een regionaal werkgelegenheidsbelang nooit een dwingende reden van openbaar belang kan zijn. Wel zal dat werkgelegenheidsbelang overtuigend moeten worden aangetoond. Daarbij dient ondubbelzinnig vast te staan dat het belang van de realisering van het plan of project op de lange termijn zwaarder moet wegen dan het belang van het behoud van het leefgebied van de beschermde soorten.

De Raad van State gaat vervolgens na of in de ten tijde van het besluit op bezwaar beschikbare rapporten het werkgelegenheidsbelang overtuigend is aangetoond. Uit de onderliggende  rapporten blijkt dat de werkgelegenheid in het omliggende vaargebied met ongeveer 13 FTE zal toenemen. Nu slechts globaal is weergegeven hoe dit resultaat tot stand is gekomen en inzicht in de onderzoeksgegevens ontbreekt, heeft de rechtbank naar het oordeel van de Raad van State terecht geoordeeld dat het werkgelegenheidsbelang niet overtuigend is aangetoond.

In het kader van het hoger beroep was door de gemeente nog een aanvullende notitie over de werkgelegenheidseffecten van aanvullende initiatieven rond het Polderhoofdkanaal overgelegd. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Raad van State het onderzoek in het belang van een finale geschillenbeslechting heropend met het oog op het inwinnen van nadere schriftelijke inlichtingen over de onderzoeksgegevens die aan de rapporten over het werkgelegenheidsbelang ten grondslag hebben gelegen.

Uitspraak Raad van State 22 januari 2014

Op basis van al deze gegevens overweegt de Raad van State dat met het zogenaamde Impactmodel de verwachte bestedingen en de daarmee samenhangende werkgelegenheid van het project zijn berekend. De resultaten zijn in de nadere stukken per initiatief en per sector inzichtelijk gemaakt. Op grond van deze resultaten uit de diverse onderzoeken is volgens de Raad van State aannemelijk dat de werkgelegenheid na heropening van het Polderhoofdkanaal met in totaal 76 FTE toeneemt. Dit komt overeen met 102-122 nieuwe banen. Gezien de werkloosheid in de regio is hiermee het gestelde werkgelegenheidsbelang van het project naar het oordeel van de Raad van State overtuigend aangetoond. Voorts is in een ecologisch onderzoek inzichtelijk gemaakt wat de effecten van het project zijn op de soorten met vaste rust- en verblijfplaatsen in het Polderhoofdkanaal. Op basis van dit rapport zijn in de ontheffing diverse maatregelen opgenomen die de negatieve effecten op de vaste rust- en verblijfplaatsen compenseren. De effectiviteit van de in het besluit voorziene maatregelen wordt verder gemonitord.

Onder deze omstandigheden heeft de staatssecretaris volgens de Raad van State het belang van realisering van het project op de lange termijn zwaarder mogen laten wegen dan het behoud van het leefgebied van de beschermde soorten in het Polderhoofdkanaal. Aldus bestaat voor de realisering van het project een dwingende reden van groot openbaar belang. De Raad van State ziet daarmee aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten.

Conclusie

Uit deze uitspraak kan worden afgeleid dat een zorgvuldige onderbouwing van het werkgelegenheidsbelang nodig is, om dit als groot openbaar belang aan een ontheffing ten grondslag te kunnen leggen. Zoals uit deze en de uitspraak van 4 december 2013 blijkt, toetst de Raad van State indringend of het gestelde werkgelegenheidsbelang overtuigend is aangetoond. In dat kader is van belang dat de onderzoeken die dat belang onderbouwen, inzicht geven in de onderzoeksgegevens. Op het moment dat het werkgelegenheidsbelang op een inzichtelijke en overtuigende manier is aangetoond, moet dat belang vervolgens nog worden afgezet tegen het belang van het behoud van het leefgebied van de beschermde soorten. Bij die afweging is blijkens de uitspraak van belang wat voor maatregelen er worden getroffen om de negatieve effecten op deze soorten zo veel als mogelijk tegen te gaan. Wanneer het belang van de werkgelegenheid dan zwaarder mag wegen dan kort gezegd het natuurbelang, is op basis van deze uitspraak niet duidelijk en zal in hoge mate afhangen van de omstandigheden van het geval.

Bron: ABRvS 22 januari 2014, zaaknr. 201301008/1/A3

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail