- rekening is gehouden met het bestaande aanbod aan recreatiewoningen in de regio
- rekening is gehouden met de in bestaande bestemmingsplannen in de regio reeds voorziene uitbreiding van het aanbod van recreatiewoningen
- onder ogen is gezien dat, gelet op het bovenstaande, er in de regio mogelijk reeds sprake is van een overaanbod aan recreatiewoningen
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de behoefte aan de realisatie van nieuwe recreatiewoningen in het plangebied en dus het nut en de noodzaak van het bestemmingsplan onvoldoende heeft gemotiveerd.
Bestuurlijke lus De Afdeling merkt op dat een goede beoordeling van het betoog van appellanten over het nut en de noodzaak van het plan, pas mogelijk is als het hiervoor genoemde motiveringsgebrek op grond van artikel 8:51d Awb is hersteld. De Afdeling draagt de gemeenteraad dan ook op om, in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil, het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit binnen 26 weken te herstellen. De raad dient bij deze motivering rekening te houden met de door appellanten gestelde lage bezettingsgraad en moeilijke verkoopbaarheid van de bestaande recreatiewoningen in het plangebied. Tevens moet de raad het bestaande regionale aanbod aan recreatiewoningen meenemen, net als de vraag of bestaande bestemmingsplannen in de regio reeds voorzien in de uitbreiding van het huidige aanbod aan recreatiewoningen en of gelet hierop sprake is van regionaal overaanbod van recreatiewoningen. Deze opdracht aan de raad vertoont grote gelijkenissen met de toets die voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen is neergelegd in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Deze ‘laddertoets’ lijkt met deze uitspraak daarom een ruim toepassingsbereik te krijgen.