Home Kennis Parkeernormen 2.0

Parkeernormen 2.0

21 december 2015
Daniëlle Roelands - Fransen

In navolging van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 september jl. waarover eerder een blog verscheen, heeft de Afdeling op 16 december jl. een nieuwe uitspraak gedaan over parkeernormen in bestemmingsplannen.

Wat was er aan de hand

Bij tussenuitspraak van 17 juni 2015 heeft de Afdeling zich uitgesproken over het bestemmingsplan “Van Esveldstraat, Zeeheldenbuurt, Hengeveldstraat e.o.", dat de raad van de gemeente Utrecht bij besluit van 30 oktober 2014 heeft vastgesteld. Hiermee wordt een appartementengebouw wordt mogelijk gemaakt.

De raad had een planregel opgesteld waarin stond dat de voor woning aangewezen gronden slechts mochten worden bebouwd en gebruikt, op voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen wordt gerealiseerd of in stand wordt gehouden. Met die regel had de raad beoogd om bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het appartementengebouw te toetsen aan het gemeentelijk parkeerbeleid (de “Nota stallen en Parkeren 2013”) en de daarbij behorende parkeernormen.

Volgens de Afdeling volgt echter niet uit de planregel dat bij de invulling van het begrip “voldoende parkeergelegenheid” aan dat gemeentelijk beleid moet worden getoetst. Met toepassing van de bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht geeft de Afdeling de raad daarom opdracht om dat gebrek te herstellen.

De raad geeft gehoor aan deze opdracht en vult de planregel aan met een definitie van “voldoende parkeergelegenheid”, door daarbij te verwijzen naar de Parkeernormen Fiets en Auto maart 2013. Appellanten komen hiertegen op en stellen dat niet kan worden volstaan met de enkele verwijzing naar de parkeernota.

Oordeel Afdeling

De Afdeling oordeelt in de einduitspraak van 16 december jl. dat de juridische waarborg dat de benodigde parkeergelegenheid wordt gerealiseerd in een bestemmingsplan, kan worden gerealiseerd door gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van dat artikel is het mogelijk dat in het bestemmingsplan een regel wordt opgenomen over “voldoende parkeergelegenheid”, waarbij “voldoende” betekent dat wordt getoetst aan de normen die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Dit is in lijn met de uitspraak van 9 september jl. De Afdeling voegt daar in haar uitspraak van december echter nog aan toe dat in die planregel ook kan worden geregeld dat indien de beleidsregels wijzigen gedurende de planperiode, daarmee rekening wordt gehouden. Dit hoeft dus echter niet. Dit laatste onderdeel vormt daarmee opnieuw een verduidelijking voor de wijze waarop gemeenten parkeernormen in bestemmingsplannen kunnen borgen.

Bronnen: AbRvS 9 september 2015, nr. 201410585/1/R6, AbRvS 17 juni 2015, nr. 201410618/1/R6, AbRvS 16 december 2015, nr. 201410618/2/R6