Home Kennis Een volgende stap op de Ladder voor duurzame verstedelijking

Een volgende stap op de Ladder voor duurzame verstedelijking

6 augustus 2014
Laura van der Meulen

Al eerder verschenen op deze blog berichten over de Ladder voor duurzame verstedelijking. In het bericht van 22 april jl. schreef ik dat Minister Schultz van Haegen was teruggekomen op het voornemen het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) te wijzigen. Echter, de ladder is per 1 juli jl. toch uitgebreid. In het Besluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Bro van 16 mei jl. is deze wijziging opgenomen. Artikel II van het Besluit van 16 mei jl. (Stb. 2014, 174

) voorziet in de wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking:

“In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

 4. Een onderzoek naar de actuele regionale behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat het bestemmingsplan, bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.”

Het vierde lid vormt een toevoeging op het tweede lid, dat regelt dat een voorgenomen stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte. In de toelichting op het tweede lid is destijds (Stb. 2012, 332

) aangegeven dat een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is vereist voor een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte. Daarvoor dienen een aantal stappen te worden doorlopen. Zo moet eerst worden beoordeeld of er een actuele regionale behoefte bestaat aan de voorgenomen ontwikkeling. Voorts moet worden bezien of de ontwikkeling kan worden opgevangen in bestaan stedelijk gebied en zo niet, dan moet worden gezocht naar een locatie buiten bestaand stedelijk gebied die multimodaal is of kan worden ontsloten.

In de praktijk lijkt de eerste trede, de vraag naar de actuele regionale behoefte, niet geheel volgens het doel van het artikel uit te pakken. Dat volgt ook uit de toelichting op het besluit tot inwerkingtreding van de wijziging: vanwege toepassingsproblemen in de praktijk is een spoedige reparatie wenselijk (Stb. 2014, 213

). Decentrale overheden zouden economische voorwaarden (als de economische behoefte en de marktvraag) stellen die strijdig zouden kunnen zijn met het verbod van artikel 14, aanhef en onder 5 van de Dienstenrichtlijn.

Het nieuwe vierde lid van artikel 3.1.6 Bro dient hieraan een einde te maken. Het artikellid voorziet erin dat een onderzoek naar de actuele regionale behoefte, waar dat betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van de vestiging van een dienst (in de zin van artikel 1 Dienstenwet) slechts tot doel heeft om na te gaan of die vestiging in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Na wat wikken en wegen is dus toch een artikellid toegevoegd dat moet voorkomen dat decentrale overheden eisen stellen in strijd met Europese regelgeving. Daarmee wordt in ieder geval duidelijk gemaakt dat met het doen van onderzoek naar de actuele regionale behoefte niet wordt bedoeld onderzoek te doen naar de economische behoefte ter onderbouwing van ruimtelijke besluiten.

Deel dit artikel via LinkedIn en e-mail

Contact

Laura van der Meulen
Laura van der Meulen