Home Kennis Verduurzaming gebouwde omgeving. Hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie verplicht!

Verduurzaming gebouwde omgeving. Hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie verplicht!

20 mei 2021
Edward Brans
en
Marije van Mannekes

De verduurzaming van de gebouwde omgeving is in volle gang. Niet alleen worden nieuw gebouwde woningen sinds 1 juli 2018 in principe niet meer aangesloten op gas, ook moeten alle vergunningaanvragen voor nieuwbouw na 1 januari 2021 voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Een volgende stap is het verplicht stellen van de opwekking van hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie. Daartoe heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een ontwerpbesluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) ingediend.

Europees recht

Het ontwerpbesluit strekt tot implementatie van Europees recht. Op 11 december 2018 is de herziening van de richtlijn hernieuwbare energie, de Renewable Energy Directive II (REDII), vastgesteld. In deze richtlijn staan onder andere Europese streefcijfers voor het aandeel hernieuwbare energie in finaal eindgebruik (ten minste 32% in 2030). De REDII bevat voor lidstaten de verplichting om een minimale hoeveelheid hernieuwbare energie voor te schrijven in geval van nieuwbouw en bij ingrijpende renovatie van bestaande gebouwen (artikel 15, vierde lid, van de REDII) en moet op uiterlijk 30 juni 2021 zijn geïmplementeerd.

Deels is die implementatie al achter de rug. Voor nieuwbouw geldt vanaf 1 januari 2021 in Nederland namelijk al de eis voor een minimumhoeveelheid hernieuwbare energie, neergelegd in het Besluit BENG. Voor ingrijpende renovatie van bestaande gebouwen is op dit moment echter nog geen bepaling in de regelgeving opgenomen. Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 voorziet daarin door een nieuw artikellid toe te voegen aan artikel 5.6; namelijk lid 5 (en wanneer de Omgevingswet in werking treedt, de toevoeging van een artikellid aan artikel 5.20 van het Bbl). Daarin is een minimumwaarde hoeveelheid hernieuwbare energie vastgelegd van 30 x (Aroof / Ag;tot) kWh/m2.jr, bepaald volgens NTA 8800, waarbij Aroof / Ag;tot ten hoogste 1,0 is.

Wanneer geldt de verplichting?

De verplichting voor zo’n minimum hoeveelheid hernieuwbare energie geldt alleen wanneer aan de volgende twee cumulatieve voorwaarden wordt voldaan.

  1. Er is sprake van een ‘ingrijpende renovatie’

De verplichting voor een minimale hoeveelheid hernieuwbare energie geldt allereerst alleen als er sprake is van een ‘ingrijpende renovatie’. Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen (de herziene EPBD) biedt lidstaten voor wat betreft de definitie van ‘ingrijpende renovatie’ een keuze. In de eerste optie wordt uitgegaan van een renovatie met een kostenplaatje van 25% van de waarde van het gebouw. De tweede mogelijkheid is een methodiek waarbij wordt uitgegaan van een renovatie van 25% van de oppervlakte van de gebouwschil. Nederland heeft gekozen voor deze oppervlakte-methode, en spreekt van ‘ingrijpende renovatie’ wanneer meer dan 25% van de oppervlakte van de gebouwschil wordt vernieuwd, veranderd of vergroot én deze vernieuwing, verandering of vergroting de integrale gebouwschil betreft (huidig artikel 5.6 lid 5 Bouwbesluit en artikel 3.2 Regeling Bouwbesluit 2012).

De gebouwschil vormt de grens tussen de binnenzijde van de woning en de buitenwereld (gevels, vloeren en daken). Van een renovatie van de integrale gebouwschil is bijvoorbeeld sprake wanneer een dak of gevel volledig wordt opengelegd en vernieuwd. Renovaties die niet voldoen aan de definitie van ‘ingrijpende renovatie’ zijn bijvoorbeeld een na-isolatie van een spouwmuur of een na-isolatie onder dakpannen. Een kenmerk van ‘ingrijpende rennovatie’ is doorgaans dat een gebouw tijdelijk niet bewoonbaar of bruikbaar is.

  1. De verwarmings- of koelinstallatie maakt onderdeel uit van de ingrijpende renovatie

Wanneer er sprake is van zo’n ingrijpende renovatie geldt de verplichting voor de opwekking van een minimum hoeveelheid hernieuwbare energie alleen wanneer er bij de ingrijpende renovatie een technisch bouwsysteem voor ruimteverwarming of ruimtekoeling wordt geplaatst, gedeeltelijk wordt vernieuwd, veranderd of vergroot. Daarbij moet het dan gaan om een derde of meer van de afgiftelichamen (bijvoorbeeld radiatoren).

Een gebouweigenaar die bijvoorbeeld 25% van de gebouwschil integraal vernieuwt zonder de systemen voor ruimtekoeling of ruimteverwarming aan te passen, hoeft kortom niet aan de minimumeis voor hernieuwbare energie bij ingrijpende renovatie te voldoen. De verplichting voor een minimumhoeveelheid energie geldt overigens alleen wanneer systemen voor ruimtekoeling of ruimteverwarming sowieso al deel uitmaakten van de renovatie. Daarmee wordt voorkomen dat de gebouweigenaar onnodig hoge kosten moet maken voor het aanpassen van een bestaande koel- of verwarmingsinstallatie die nog een economische of technische levensduur heeft.

Technische mogelijkheden

Er zijn verschillende technische oplossingen beschikbaar om aan de minimumeis voor een hoeveelheid hernieuwbare energie te voldoen. Het is aan partijen zoals projectontwikkelaars, gebouweigenaren en architecten om hieraan concreet invulling te geven. Tot de mogelijkheden behoren het plaatsen van PV-panelen, een (hybride) warmtepomp en/of een zonneboilersysteem. Volgens de rekenregels die worden gebruikt om de energieprestatie van gebouwen te bepalen (NTA 8800) moet de hernieuwbare energie om invulling te geven aan de minimumeis te allen tijde worden opgewekt op het perceel zelf.

Uitzonderingen

In beginsel geldt de eis voor een minimale hoeveelheid hernieuwbare energie voor alle bestaande woningbouw en utiliteitsbouw die aan bovengenoemde eisen voldoen. Gebruiksfuncties waarvoor de minimumeis niet geldt zijn bouwwerken geen gebouw zijnde, overige gebruiksfuncties en industriefuncties. Dit is vergelijkbaar met de gebruiksfuncties zoals die zijn uitgezonderd van de BENG-eisen bij nieuwbouw.

Overigens geldt voor de in aanmerking komende woningbouw en utiliteitsbouw de verplichting om energiebesparende maatregelen te nemen niet in alle situaties. Aan artikel 5.6 van het Bouwbesluit wordt een zesde lid toegevoegd (straks artikel 5.20 lid 7 van het Bbl) waarin vier uitzonderingen zijn opgenomen:

  1. Allereerst geldt een uitzondering voor bouwwerken waarop artikel 5.5 van het Bouwbesluit 2012 van toepassing is. Het gaat daarbij om een gebruiksfunctie met een lage energievraag.
  2. Een bouwwerk dat is aangesloten op of aantoonbaar binnen drie jaar na de renovatie wordt aangesloten op een warmtenet valt ook niet onder de minimumeis voor een hoeveelheid hernieuwbare energie.
  3. Dat geldt ook voor bouwwerken waarbij het vanwege locatiegebonden omstandigheden of technische belemmeringen niet mogelijk is om aan de minimumeis voor hernieuwbare energie te voldoen. Deze uitzondering ziet onder meer op het voorkomen van nadelige gevolgen voor beschermde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, waardevolle cultuurlandschappen en werelderfgoed.
  4. Tot slot geldt de eis niet wanneer de maatregelen die genomen moeten worden om aan de eis te voldoen niet binnen tien jaar kunnen worden terugverdiend. In dat geval moet wel de maximale hoeveelheid hernieuwbare energie worden gerealiseerd die met maatregelen kunnen worden bereikt die een terugverdientijd hebben van ten hoogste tien jaar.

In samenspraak met marktpartijen wordt een leidraad opgesteld om het werken met de uitzonderingen in de praktijk aan de hand van een stappenplan gemakkelijker te maken. De leidraad zal worden aangewezen in de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Omgevingsregeling.

De wijziging van het Bouwbesluit 2012 treedt in werking op een nader bekend te maken tijdstip (maar in elk geval uiterlijk 30 juni 2021). De wijziging van het Bbl treedt later in werking, namelijk op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2022.

Raadpleeg hier het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving en hier de Renewable Energy Directive II. De internetconsultatie bij deze regeling is op 19 mei kl. opengesteld.