In twee principiële uitspraken heeft het CBb een streep gezet
door de eisen die rechtbank Rotterdam sinds haar uitspraken van 15
juli 2016 stelde aan de functiescheiding binnen een toezichthouder
bij boeteoplegging. Anders dan de rechtbank Rotterdam ziet het CBb
geen grond voor het oordeel dat de wetgever heeft bedoeld de
functiescheidingsgedachte, ook voor zover deze uit een algemeen
rechtsbeginsel zoals het zorgvuldigheidsbeginsel zou voortvloeien,
een ruimere strekking te geven dan het in artikel 10:3, vierde lid,
Awb neergelegde mandaatverbod. De uitspraken geven blijk van de
volgende vuistregels:
- Geen rechtsregel verbiedt dat een toezichthouder contact heeft
met de boetefunctionaris of bezwaarbehandelaar. Het is dan ook niet
van belang welke contacten er in het kader van het
besluitvormingsproces tussen deze verschillende functionarissen
hebben plaatsgevonden en wat tussen hen is uitgewisseld. E-mails of
verslagen van deze contacten vormen in beginsel dan ook geen op de
zaak betrekking hebbende stukken.
- Wel brengt artikel 2:4 Awb mee dat (medewerkers van) de
toezichthouder haar taken zonder vooringenomenheid dient te
vervullen. Een toezichthoudende autoriteit kan hieraan invulling
geven door een werkwijze te hanteren waarin haar toezichthouders
niet tevens verantwoordelijk zijn voor het voorbereiden van het
boetevoornemen of de daaropvolgende boetebesluiten.
- Uit de op zichzelf door de rechtbank terecht geformuleerde
rechtsregel dat het contact tussen een toezichthouder en
boetefunctionaris of bezwaarbehandelaar niet tot gevolg mag hebben
dat de toezichthouder mede richting geeft aan de besluitvorming of
dat de besluitvorming niet langer onbevangen en onafhankelijk van
de toezichthouder plaatsvindt, kan niet de conclusie worden
getrokken dat daaruit voor een toezichthoudende autoriteit een
verdergaande verplichting volgt met betrekking tot de
functiescheiding dan het in artikel 10:3, vierde lid Awb
neergelegde mandaatverbod.
- Het oordeel van de rechtbank dat van een toezichthoudende
autoriteit, uit een oogpunt van zorgvuldigheid en gelet op het
verdedigingsbeginsel, transparantie mag worden verwacht als een
boetefunctionaris of bezwaarbehandelaar informatie vragen en
verkrijgen van een toezichthouder is onjuist. Het CBb wijst er op
dat dergelijke contacten juist kunnen bijdragen aan de kwaliteit
van de besluitvorming en het is in eerste instantie aan het bestuur
van de toezichthouder te bewaken dat de voorbereiding van de
besluitvorming zonder vooringenomenheid plaatsvindt.
Bron: CBb 12 oktober 2017,
ECLI:NL:CBB:2017:326 en
ECLI:NL:CBB:2017:327
Heeft u vragen over deze uitspraken, bijvoorbeeld wat zij
betekenen voor de inrichting van uw organisatie, dan kunt u contact
opnemen met Reimer Veldhuis (070-5153914) of Floortje de Bruijn
(070-5153403).