De rechtbank Rotterdam had de boetebesluiten van ACM vernietigd,
omdat de officier van justitie de verstrekking van de tapgegevens
aan ACM niet van een kenbare en voor de rechter toetsbare
motivering had voorzien. Het CBb vernietigt deze uitspraak.
Het CBb overweegt allereerst dat de aan ACM overgedragen
telefoontaps kwalificeren als strafvorderlijke gegevens, zodat de
verstrekking aan de Wet strafvorderlijke en justitiële gegevens
(Wjsg) moest worden getoetst. De verstrekking van de telefoontaps
hoefde naar het oordeel van het Cbb niet van een schriftelijke
motivering te worden voorzien. Daarnaast diende de overdracht van
de gegevens aan ACM een zwaarwegend algemeen belang zoals bedoeld
in art. 39f Wjsg, kwam die overdracht niet in strijd met artikel 8
EVRM of enige andere verdragsbepaling en maakt de omstandigheid dat
ACM zelf niet de bevoegdheid heeft om taps te plaatsen, niet dat
het gebruik van de tapgegevens door ACM ontoelaatbaar moet worden
geacht. Het CBb concludeert dat het OM de tapgegevens rechtmatig
heeft verkregen en aan ACM mocht verstrekken.
Het OM en ACM zijn in dit hoger beroep bijgestaan door Reimer Veldhuis en Marte van Graafeiland.