Home Kennis De Deliveroo-uitspraak van de Hoge Raad: goed nieuws voor ‘echte zzp-ers’ en hun opdrachtgevers

De Deliveroo-uitspraak van de Hoge Raad: goed nieuws voor ‘echte zzp-ers’ en hun opdrachtgevers

27 maart 2023
Peter Mauser
Afgelopen vrijdag 24 maart 2023 heeft de Hoge Raad zijn lang verwachte uitspraak in de Deliveroo-zaak gewezen. Kort gezegd laat de Hoge Raad het oordeel van het Hof Amsterdam dat bezorgers van Deliveroo - anders dan tussen partijen ‘overeengekomen’ - werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in stand. Hoewel de uitspraak van de Hoge Raad ziet op maaltijdbezorgers die via een platform werkzaam zijn, bevat deze een aantal voor alle zzp-ers en hun opdrachtgevers relevante overwegingen. Overwegingen die met name zzp-ers die zich in het maatschappelijk verkeer als ondernemer gedragen en hun opdrachtgevers meer zekerheid zullen geven over de kwalificatie van hun juridische relatie.

Waar gaat de uitspraak over?

De Deliveroo-uitspraak gaat primair over de vraag of het Hof Amsterdam terecht heeft geoordeeld dat bezorgers van online platform Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. Ja, zo oordeelde de Hoge Raad. Dit maakt deze uitspraak op zichzelf al interessant, omdat dit de eerste keer is dat de Hoge Raad zich uitlaat over de juridische positie van platformwerkers.

Uitspraak heeft bredere betekenis

De uitspraak is echter niet alleen van belang voor platformwerkgevers. Voor alle organisaties die met zzp-ers werken is deze uitspraak relevant. De Hoge Raad geeft in de Deliveroo-uitspraak namelijk een opsomming van omstandigheden die van belang kunnen zijn bij de beantwoording van de vraag of iemand werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst of als zzp-er. Op zichzelf bezien zijn die omstandigheden niet nieuw. Een deel van die omstandigheden ziet op de aard en inhoud van de werkzaamheden en de uitvoering daarvan. Een ander deel heeft meer betrekking op de inrichting van de (juridische) relatie en de persoon van degene die het werk verricht. Wat echter in het oog springt – en in onze ogen toch wel enigszins nieuw is - is dat de Hoge Raad in zijn opsomming veel belang lijkt te hechten aan (omstandigheden die wijzen op) ondernemerschap.

Aanwezigheid ondernemerschap

De aanwezigheid van ondernemerschap kan, zo interpreteren wij de uitspraak, een belangrijke indicatie zijn dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het gaat daarbij om:

  1. (kenmerken van) ondernemerschap in de relatie tussen de zzp-er en opdrachtgever; en,
  2. of de zzp-er zich in het economisch verkeer – dus los van de betreffende arbeidsrelatie - als ondernemer gedraagt of kan gedragen.

1. (kenmerken van) ondernemerschap in de relatie tussen de zzp-er en opdrachtgever

Een deel van de omstandigheden die de Hoge Raad opsomt, ziet op hoe degene die de werkzaamheden verricht zich in verhouding tot de opdrachtgever manifesteert. Meer concreet: of daarin kenmerken van ondernemerschap zitten of niet. De omstandigheden die de Hoge Raad in dit kader noemt, zijn:

  • de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen;
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
  • de hoogte van deze beloningen;
  • de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt.

2. gedraagt de zzp-er zich in het economisch verkeer als ondernemer of kan hij zich zo gedragen

Naast (kenmerken van) ondernemerschap in de (juridische) relatie tussen partijen kan volgens de Hoge Raad ook meewegen of degene die de werkzaamheden verricht zich in het maatschappelijk verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Daarbij noemt de Hoge Raad een aantal aspecten waarin ondernemerschap tot uitdrukking kan komen:

  • bij het verwerven van een reputatie,
  • bij acquisitie,
  • bij de fiscale behandeling,
  • het aantal opdrachtgevers voor wie de zzp-er werkt of heeft gewerkt; en
  • de duur waarvoor iemand zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Bij de beoordeling of iemand op basis van een arbeidsovereenkomst of als zzp-er werkzaam is, komt dus gewicht toe aan het feit of diegene zich ook echt als een ondernemer gedraagt en profileert. Daarmee wordt een omstandigheid die op zichzelf los staat van een specifieke arbeidsrelatie onderdeel van de beoordeling of die individuele relatie een arbeidsovereenkomst of een zzp-relatie is.

Ondernemerschap belangrijk element

Ondernemerschap lijkt kortom een belangrijk element bij de beoordeling of iemand werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst of als zzp-er. De daaraan gerelateerde omstandigheden staan grotendeels los van de aard en inhoud van de werkzaamheden. Zij staan er bijvoorbeeld niet aan in de weg dat een zzp-er zij-aan-zij werkt met werknemers van de opdrachtgever of werkzaamheden verricht die zijn ingebed in de organisatie. Hiermee is overigens niet gezegd dat deze laatste omstandigheden niet relevant zijn. De Hoge Raad noemt dergelijke en andere aan de aard en inhoud van de werkzaamheden gerelateerde omstandigheden uitdrukkelijk ook in zijn opsomming.

Cosmetische afspraken hebben weinig zin

Uit de uitspraak van de Hoge Raad volgt dat het weinig zin heeft om in een overeenkomst kenmerken van ondernemerschap tot uitdrukking brengen, met als doel de schijn van ondernemerschap te creëren. Bedingen moeten in de onderlinge relatie daadwerkelijk relevantie hebben. Dit betekent dat een beding dat slechts of hoofdzakelijk tot doel heeft iets een zzp-relatie te doen lijken bij de beoordeling (grotendeels) buiten beschouwing gelaten moet worden, althans daaraan komt minder gewicht toe.

Interessant is wat de Hoge Raad in dit verband overweegt over de zogenoemde vrije vervangingsclausules. Uit de uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat een dergelijk beding niet onverenigbaar is met het bestaan van een arbeidsovereenkomst, maar op zichzelf wel een indicatie is voor de afwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Als de mogelijkheid tot vrije vervanging in de praktijk echter weinig betekenis heeft, omdat een werker daar bijvoorbeeld geen gebruik van maakt, dan komt daaraan bij de beoordeling of iemand werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst of als zzp-er minder gewicht toe.

Betekenis voor de praktijk: goed nieuws voor 'echte zzp-ers'

Wij interpreteren de uitspraak van de Hoge Raad en de nadruk die hij op ondernemerschap lijkt te leggen zo dat zzp-ers die zich in de markt als zelfstandig ondernemer profileren en gedragen en dit tot uitdrukking brengen in hun juridische houding richting hun opdrachtgever, niet snel bang hoeven te zijn om als werknemer aangemerkt te worden. Ook niet als zij in het kader van een interim opdracht zij-aan-zij werken met werknemers van de opdrachtgever en/of werkzaamheden doen die tot de core business van de opdrachtgever behoren.

Voor zzp-ers die langdurig bij een opdrachtgever zitten, van wie het werk is ingebed in de organisatie van de opdrachtgever en die ook weinig herkenbaar zijn als ondernemer, zou deze uitspraak aanleiding moeten zijn om hun juridische relatie nog eens kritisch onder de loep te nemen.

Bij zo’n (her)beoordeling zou mijns inziens als startpunt gehanteerd kunnen worden: naar mate het werk en degene die de werkzaamheden verricht meer zijn ingebed in de organisatie, moet het ondernemerschap evidenter aanwezig zijn wil geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst en vice versa. Daarbij kan het zo zijn dat de conclusie is dat bepaalde werkzaamheden door de ene persoon wél op basis van een arbeidsovereenkomst worden verricht en door een ander niet; zulks afhankelijk van het ondernemerschap van de werker in kwestie.

Kortom, de uitspraak lijkt meer zekerheid te bieden aan ‘echte zzp-ers’ en hun opdrachtgevers, maar onderstreept ook het belang om van geval tot geval een kritisch beoordeling te maken.

Meer weten?

Wilt u meer weten over de juridische aandachtspunten bij het werken met zzp-ers? Neem gerust contact op met Team Arbeidsrecht.

Bekijk hier het Cassatievlog over deze uitspraak.

Bron: Hoge Raad 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443